Op 25 november organiseerde ChemistryNL de tweede editie van het Future Festival. Rum 150 deelnemers namen deel aan een programma dat draaide om hoe we ons gemeenschappelijke innovatieve vermogen kunnen inzetten voor een groene economie en duurzame maatschappij.
Presentaties
Kennis- en Innovatieagenda Circulaire Chemie en Materialen – van papier naar impact – Jacqueline Vaessen
Actieagenda Biogrondstoffen – op welke bronnen gaat de biobased economy draaien? – Sjoukje Heimovaara (WUR)
Chemie voor strategische autonomie en defensie – Rob Woudman (Teijin Aramid) en Bart Keij (Avient)
Parallelsessies
- Investeringsagenda Innovatieve Chemie – Frank Groenen (ChemistryNL)
- Safe and Sustainable by Design – Lisanne Blom (VNCI)
- Feiten en fabels rondom beschikbaarheid biogrondstoffen – Edwin Hamoen (BioBased Circular) en Arjen van Kampen (WUR)
- Internationalisering – Frank Groenen (ChemistryNL)
- Vraagcreatie – Janine van Kampen (Ministerie van KGG)
- Human Capital Agenda – Gert Salentijn (WUR) en Eric van Sprang (TI Coast)
Verslag – plenair
Belang van chemie en innovatieagenda
In het plenaire ochtendprogramma werd de cruciale rol van de chemische industrie voor de Nederlandse economie onderstreept. Tegelijkertijd werd erkend dat deze sector voor grote uitdagingen staat, onder andere door de noodzaak om nieuwe materialen en producten te ontwikkelen op basis van duurzame bronnen. De nieuwe Kennis- en Innovatieagenda (KIA) voor circulaire chemie en materialen werd gepresenteerd als richtinggevend instrument. Deze agenda biedt handvatten voor partijen in bedrijfsleven, wetenschap en beleid, waarbij aandacht is voor het hele innovatieproces: van fundamenteel onderzoek tot het opschalen en implementeren van innovaties in de praktijk. De agenda is bedoeld als startpunt voor meer samenwerking en prioritering, en onderkent dat de route naar duurzame materialen complex en meerjarig is.
Omslag naar biobased en de rol van biogrondstoffen
Een belangrijk thema tijdens het festival was de overgang naar biogrondstoffen. Nu nog is circa 95% van de chemische grondstoffen in Nederland fossiel van aard. Een verschuiving naar biobased alternatieven wordt als noodzakelijk gezien, zowel om klimaatdoelen te halen als om minder afhankelijk te worden van geopolitiek kwetsbare importstromen. Daarbij werd opgemerkt dat Nederland – afhankelijk van de keuzes – mogelijk tot zo’n 39% van de benodigde biogrondstoffen zelf kan produceren, vooral wanneer ingezet wordt op rest- en zijstromen. Tegelijkertijd leven er veel misverstanden rond biogrondstoffen, zoals de vrees voor concurrentie met voedselproductie, terwijl recent onderzoek laat zien dat er met slimme keuzes ruimte is voor beide. Om deze transitie te ondersteunen zijn vijf actielijnen opgesteld, variërend van verplichtingen en beleid tot kennis, innovatie en het vergroten van maatschappelijk begrip. Daarbij werd benadrukt dat regelgeving, marktomstandigheden en maatschappelijke acceptatie belangrijke randvoorwaarden blijven, en dat stap-voor-stap voortgang nodig is.
Strategische autonomie en internationale samenwerking
In het middagprogramma kwam het vraagstuk van strategische autonomie en internationale concurrentie uitgebreid aan bod. De groeiende afhankelijkheid van buitenlandse – vooral Chinese – toeleveranciers voor kritieke materialen werd besproken als een risico, bijvoorbeeld voor defensie of vitale infrastructuur. Pleidooien voor een gelijk speelveld in Europa, met mogelijk meer eigentijdse industriële beleidsinstrumenten (zoals de Buy American Act in de VS), vonden brede steun, maar men erkende ook de politieke complexiteit hiervan. Geconstateerd werd dat er een spanningsveld is tussen prijs, kwaliteit, duurzaamheid en strategisch belang, en dat samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen nodig blijft om weerbaar en innovatief te blijven binnen de mondiale concurrentiestrijd.
Rol van generaties, samenwerking en cultuurverandering
In de afsluitende paneldiscussie stond het thema samenwerking tussen generaties centraal. Jongere deelnemers voegden nieuwe perspectieven en ideeën toe, en pleitten voor meer openheid en ruimte voor experiment en leren van fouten. Tegelijkertijd werd erkend dat de ervaring van oudere generaties, en het benutten van elkaars netwerk, een belangrijke versneller kan zijn. Flexibiliteit en wederzijds respect werden breed gedeeld als noodzakelijke randvoorwaarden. Het gesprek liet bovendien zien dat de cultuur in de sector langzaam verandert en dat er ruimte is voor diverse bijdragen, mits iedereen zich gehoord voelt. Samenwerking, zowel binnen als buiten de sector, zal essentieel zijn om de geformuleerde ambities daadwerkelijk te realiseren.
Gezamenlijk werk in uitvoering
Samenvattend liet het Future Festival zien dat de wil tot verduurzaming en innovatie breed leeft binnen de chemische sector. De weg naar circulaire, biobased en strategisch autonome ketens is complex en zal meerjarig zijn. Succes vraagt om een integrale benadering, inzet op samenwerking én het betrekken van diverse generaties en disciplines. Daarbij moeten idealen steeds worden afgewogen tegen praktische, economische en maatschappelijke randvoorwaarden. De besproken agenda’s en initiatieven bieden duidelijke aanknopingspunten. Het realiseren ervan vraagt blijvende inzet en afstemming van alle betrokkenen.
Verslag – parallelsessies
Investeringsagenda Innovatieve Chemie
Tijdens deze break-out werd de investeringsagenda voor de chemiesector besproken, met de nadruk op de noodzakelijke opschaling en innovaties binnen deze sector in Nederland. Frank Groenen benadrukte het belang van samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en de overheid om kansrijke innovaties naar de markt te brengen. Hij gaf aan dat Nederland een uniek ecosysteem heeft voor chemische innovaties, maar dat er aanzienlijke uitdagingen zijn bij het opschalen van nieuwe technologieën, vooral vanwege de behoefte aan risicokapitaal en de zogenaamde ‘Valley of Death’.
De deelnemers spraken over de noodzaak van een financieringsmix en market creation, en de rol die subsidies en regelgeving spelen in het ondersteunen van projecten. Er werd ook een lijst van 100 identificeerbare projecten gepresenteerd, die in potentie kunnen bijdragen aan pilot- en demonstratiefaciliteiten.
Er zijn zorgen geuit over de haalbaarheid van projecten als het gaat om financiering na TRL 7-8. De processen voor vergunningverlening en het verkrijgen van middelen werden als obstakels beschouwd. Verklaringen betreffende de financieringsbehoeften wezen erop dat het kapitaal dat nodig is voor opschaling vaak onvoldoende wordt erkend. De discussie eindigde met een focus op de noodzaak om criteria en een gestructureerde benadering te ontwikkelen voor het selecteren van initiatieven die verder geholpen moeten worden, en de rol die de overheid moet spelen in het faciliteren van deze ontwikkelingen.
Feiten en fabels rondom beschikbaarheid biogrondstoffen
Tijdens een sessie over biogroenstoffen werd gediscussieerd over de beschikbaarheid, toepassingsmogelijkheden en de politieke en commerciële keuzes die invloed hebben op de ontwikkeling van bioplastics en biopolyesters. Edwin Hamoen van BioBased Circular, en Arjen van Kampen , WUR kwamen aan het woord en deelden hun inzichten.
Biogroenstoffen en beschikbaarheid
Er werd benadrukt dat er momenteel veel discussie is over de beschikbaarheid van biogroenstoffen. De cijfers hierover variëren tussen verschillende partijen, maar de kern blijft dat er potentieel is voor de ontwikkeling van bioplastics, vooral in Nederland. De focus ligt op het opschalen van vijf belangrijke waardecirkels, waaronder polyesters zoals PLA, PEF en PHA.
Duurzaamheid en Circulaire Economie
Belangrijk in de discussie was ook de duurzame circulaire benadering. Bij het gebruik van biogrondstoffen is het essentieel om de impact op voedselproductie, diervoeder en andere industrieën te overwegen. Circulariteit werd aangekaart als een sleutelfactor, waarbij recyclen en afbreekbaarheid van bioplastics cruciale aspecten zijn.
Toekomstige Ambities en Innovaties
De ambitie om in 2050 een significante productie van bioplastics in Nederland te bereiken werd besproken, met een doel van 1,5 miljoen ton. Hierbij spelen innovaties en samenwerking met bedrijven een belangrijke rol. Er zijn verschillende routes en technieken om bioplastics te produceren, waaronder het gebruik van cellulose en eiwitten uit reststromen.
Uitdagingen en Samenwerking
De deelnemers erkenden de uitdagingen in de transitie naar biogrondstoffen, inclusief de concurrentie met voedselproductie en de noodzaak voor wetenschappelijk onderzoek. Er werd ook het belang van samenwerking tussen verschillende sectoren benadrukt, om zo synergieën te creëren in de biobased economy en de beschikbaarheid van grondstoffen te optimaliseren.
De sessie sloot af met een oproep tot een gezamenlijke aanpak in de ontwikkeling van biogrondstoffen en een realistische inschatting van de benodigde biomassa. De dialoog blijft cruciaal om te zorgen voor een evenwichtige ontwikkeling die zowel ecologische als economische aspecten in overweging neemt.
Internationalisering
Er wordt gediscussieerd over een samenwerking tussen Nederland en China op het gebied van R&D-projecten die zich richten op klimaatneutrale en circulaire economie. Dit omvat de ontwikkeling van marktgerichte innovaties binnen de chemische industrie, die als kernsector wordt gezien in de Europese Green Industrial Deal. Belangrijke pijlers hierin zijn onder andere betaalbare schone energie en ondersteuning voor energie-intensieve industrieën.
De chemische industrie in Europa, met zijn aanzienlijke werkgelegenheid en omzet, staat voor uitdagingen zoals hoge energiekosten en mondiaal concurrentievoordeel. Diverse beleidsinitiatieven, zoals de Circular Economy Act en de Bioeconomy Strategy, zijn ontworpen om deze sector te ondersteunen en innovaties te bevorderen.
Daarnaast wordt het belang van financiering en beleidsvorming in Europa benadrukt, met specifieke aandacht voor hoe Nederland zijn positie in internationale waardeketens kan versterken. De noodzaak voor een kritische analyse van grondstoffen en de ontwikkeling van technologieën zoals elektrolyzers en circulaire technologie werd ook besproken.
Er is een voortdurende zorg over de afhankelijkheid van buitenlandse markten en de rol van Europese subsidies in het ondersteunen van de circulaire economie en de overgang naar duurzame materialen. De discussie omvatte ook de rol van innovatiefonds en strategische allianties om investeringen en samenwerking te bevorderen, met een focus op het mobiliseren van noodzakelijke middelen voor de groene transitie in de chemische sector.
Marktcreatie
In deze sessie benadrukte Janine van Kampen de noodzaak van marktcreatie binnen verschillende sectoren, zoals staal en chemie. Het doel is om weerbaarheid en groene groei te stimuleren, emissies te reduceren en zowel fossiele als duurzame grondstoffen aan te pakken. Er werd gesuggereerd om voorwaarden te stellen voor marktcreatie, zoals specificiteit per sector en de samenwerking met de industrie om realistische en haalbare maatregelen te ontwikkelen.
Er zijn verschillende voorwaarden genoemd waaronder doelmatigheid, betaalbaarheid en transparantie om fraude te voorkomen. De overheid moet samen met de industrie definiëren wat duurzaam is en hoe de kosten van investeringen over de hele waardeketen verdeeld kunnen worden. Dit moet gepaard gaan met duidelijke richtlijnen en handhaafbare regels om een gelijk speelveld te creëren.
De spreker moedigde het ontwikkelen van gecombineerde maatregelen aan, bijvoorbeeld voor zowel emissiereductie als circulariteit. Het idee van verhandelbare duurzame koolstofcertificaten werd ook besproken als een manier om de markt te reguleren en duurzame producten te stimuleren. De noodzaak om zowel biobased als gerecycleerde materialen te normeren, maar en tegelijk verschillende definities voor deze typen stoffen te behouden, kwam naar voren.
Bij overheidsinkoop werd gepleit voor duurzaamheid, zelfs als dat betekent dat het meer kost. De discussie over ’true pricing’ benadrukte dat als alle externe kosten worden meegeteld, duurzame inkoop mogelijk niet duurder is. Er ontstond een debat over het handhaven van verplichtingen voor de private sector om ook binnen Europa in te kopen.
De discussie eindigde met een reflectie op de uitdagingen die kleven aan het creëren van een nieuwe, duurzame en circulaire economie. Er werd unanimiteit bereikt over de noodzaak om bestaande structuren te herzien en ruimte te maken voor innovatieve ideeën, zonder de concurrentiepositie van kleinere bedrijven te ondermijnen. Tot slot werden deelnemers aangespoord om hun visie en ideeën na de sessie te delen.
Human Capital Agenda
Het gesprek draait om de oprichting en werking van een community of practice (CoP), bedoeld om maatschappelijke uitdagingen te verbinden met innovatie en onderwijs. Er wordt besproken hoe deze gemeenschap bestaat uit ongeveer 80 leden, waaronder grote en kleine bedrijven, universiteiten en hogescholen. Het proces omvat actieve samenwerking en learning by doing, gericht op het oplossen van specifieke vraagstukken binnen de sector.
Doel en Structuur: De CoP richt zich op het delen van ervaringen en kennis om innovatieve oplossingen te creëren. De deelnemers zijn gemotiveerd door de wens om problemen in hun professionele context aan te pakken.
Interactieve Discussie: Sessies zijn ontworpen om deelnemers te betrekken bij de uitdagingen die ze tegenkomen met specifieke voorbeelden uit de praktijk. Leden delen hun ervaringen en de impact hiervan op hun werk.
Opleiding en Continuïteit: Het onderwijsprogramma wordt steeds meer geïntegreerd met de behoeften van de praktijk, waarbij de opleidingsinhoud ook voortkomt uit de uitdagingen die in de CoP naar voren komen. Dit zorgt voor een dynamische aanpassing en continuïteit binnen het leerproces.
Toekomstgericht: De CoP wil niet alleen reageren op actuele problemen, maar ook vooruit plannen door inzicht te krijgen in toekomstige uitdagingen. Dit bevordert een proactieve leeromgeving waarin deelnemers gezamenlijk aan oplossingen werken.




